Op 14 maart 2015 schreef Thijs Niemantsverdriet in NRC Handelsblad een aflevering van De Grote Vraag.
Thijs Niemantsverdriet schetst drie oplossingen om de euvelen van de representatieve democratie te verhelpen (in De Grote Vraag op 14 maart). Voor de eerste, een nieuw soort partijen, is het noodzakelijk dat ze de kans op macht (met een coalitie) opgeven voor gegarandeerde invloed. Er ontstaat dan een situatie waarin alle partijen oppositie worden als alle leden van de regering solliciteren bij de plenaire Tweede Kamer. Niet partijlidmaatschap, maar kennis, kunde en geleverde prestaties zijn dan de enige criteria voor kandidaat-ministers.
Hiermee voorkom je het kernprobleem dat ontstaat wanneer volksvertegenwoordigers ook gaan besturen, zoals nu. Dat trekt ook mensen aan die op macht uit zijn; partijen zijn niet langer idealistisch. Dan gaat het mis en neemt het vertrouwen van burgers in ‘de politiek’ af. Partijen leveren immers zelf de bestuurders uit eigen gelederen. In plaats daarvan moeten ze derden aanstellen die de wens van een meerderheid van de volksvertegenwoordiging moet uitvoeren. Gewone burgers die zich kwalificeren voor het werk.
Nu hebben we de zogenaamde ‘bestuurderspartijen’ die dankzij het ‘winnen van de verkiezing’ (vreemd, alle gekozen Kamerleden winnen toch?) een coalitie mogen vormen op grond van een regeerakkoord. Deze ongeschreven regels werken corrumperend en zijn een bron van cynisme voor veel burgers. Er is geen enkel formeel obstakel voor de Tweede Kamer om een volgende formatie anders uit te voeren. Hoe het nu gaat bestaat voornamelijk uit traditie, het kan gerust anders.
Als de formatie resulteert in vacatures voorkom je ook dat de volksvertegenwoordigers worden gezien als baantjesjagers die vooral bezig zijn met zichzelf of hun partij. Het politieke theater gaat nu helaas voornamelijk om de poppetjes, een dozijn fractie-voorzitters en hun partijen. De andere Kamerleden doen er niet toe, ze mogen zich zelfs niet profileren ten koste van ‘de leider’. Dat is jammer, want personalisering en populisme in de politiek zijn niet slecht, zoals dat gepresenteerd wordt bij de derde oplossing van Niemantsverdriet. Het zijn beproefde instrumenten om veel burgers betrokken te houden. Als de rol van de volksvertegenwoordiger dan maar wel beperkt blijft tot precies dat: het volk vertegenwoordigen.
Voor de herkenbaarheid hoort daar dan ook de naam bij van een partij, maar zonder zicht op macht is er geen discipline nodig en is een openbare, inhoudelijke discussie mogelijk. De partij hoeft geen ondeelbaar blok meer te zijn, maar is eerder een ideologische familie. Door het inleveren van rechtstreekse macht is er alleen invloed van de individuele volksvertegenwoordiger op de politiek verantwoordelijke uitvoerder, zoals een minister of staatssecretaris. Als een meerderheid van volksvertegenwoordigers het onderling eens is over een andere koers moet de minister dat overnemen als nieuwe opdracht. Af en toe zal een goede bestuurder ook beleid door moeten zetten zonder dat er een meerderheid voor is. Louter op grond van kennis van zaken vraagt zij dan het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging om het oordeel uit te stellen. Als de wil van de volksvertegenwoordiging niet die van de expert volgt, dan houdt de uitvoerder de eer aan zichzelf en levert de opdracht in: “dit gaat niet werken, hier wil ik mijn naam niet aan verbinden, zoek maar een ander.” Er ontstaat een vacature die ingevuld kan worden zonder dat er nieuwe verkiezingen nodig zijn. Een extra garantie voor stabiliteit.
Instabiliteit hoeven we niet te vrezen. Als een kabinet nu demissionair is wordt altijd pijnlijk duidelijk dat de volksvertegenwoordigers alleen nodig zijn voor de echt politieke keuzes. Die blijven dan liggen tot na de verkiezingen. Daarnaast ligt veel beleid nu al vast omdat dit in details is vastgelegd in regeerakkoorden, zoals Feitsma maandag op deze plek betoogde. Dat voedt politiek cynisme. Als er geen regeerakkoorden meer zijn kan een omslag in de publieke opinie sneller vertaald worden in beleid, zonder dat er nieuwe verkiezingen nodig zijn. De opdracht van de meerderheid van volksvertegenwoordigers verandert makkelijker als partijen elkaar niet in de greep houden om te regeren. Het wordt dynamischer, politieker, maar zonder instabiliteit.
Politieke partijen kunnen dan doen waar ze heel geschikt voor zijn: het leveren van een coherent ‘wereldbeeld’. De ideeën over wat goed zou zijn voor ons allemaal horen daar vandaan te komen. Als partijen niet al bestaan, dan zouden ze vanzelf snel ontstaan, want in een populatie staat altijd wel minstens een procent op die elkaar hiervoor opzoekt. De rest kan zich dan proberen te herkennen in het resultaat, dit kan het gewenste nieuwe politieke landschap opleveren uit de tweede oplossing van Niemantsverdriet. Daarom is een representatieve democratie ook realistischer dan de ook door hem gesuggereerde directe democratie waarbij grootschalige actieve betrokkenheid wordt verondersteld. De loting die David van Reybrouck voorstelt is daar misschien een alternatief hiervoor, maar hij maakt geen onderscheid tussen bestuurders en volksvertegenwoordigers. Of je een Kamer vult met burgers door verkiezingen of door loting maakt uiteindelijk niet zoveel uit, het is het dualisme tussen bestuurders en vertegenwoordigers dat nu nodig is en doorgevoerd worden in het openbaar bestuur. Burgers moeten hier veel kabaal over maken om dit ook als opdracht aan de formateur terug te zien na de volgende verkiezingen. Partijen zullen dit vanzelfsprekend niet zelf voorstellen.
Reinder Rustema
is oprichter en beheerder van Petities.nl