Tag archieven: fractiedisipline

Opfrissing wil parlement versterken maar wil ook districtenstelsel

In een opiniestuk in de Volkskrant op 21 augustus 2019 schrijven Boris van der Ham en anderen van Opfrissing! een pleidooi om het parlement te versterken.

Goede analyse:

De echte debatten vinden vaak niet plaats in de openbare vergaderzalen van het parlement, maar in de fractiekamers.

over de fractiediscipline. Want:

Niet de feiten, het inzicht of het algemeen belang telt, maar het behoud van de nipte coalitiemeerderheid.

Dit is ook leerzaam en vermoedelijk niet bekend, over de fractiediscipline:

Het getuigt van kracht als dat ook onder de Kamerleden van een partij zichtbaar is. Nog maar enkele decennia geleden kwam het bij belangrijke debatten voor dat er meerdere woordvoerders per fractie spraken, om de verschillen die binnen een fractie leefden te verwoorden. Nu is dat ondenkbaar. Fracties zijn als de dood dat die verschillen als ‘interne ruzie’ worden gezien.

De remedie is helaas ouderwets en niet overtuigend. Een speciaal districtenstelsel, zonder de nadelen van de districtenstelsels zoals in de  VS, VK e.d. Het begint heel goed met:

Bovenstaande veranderingen zijn te realiseren zonder ook maar één regel in de wet te veranderen.

Dat is een goed uitgangspunt. Kom niet met maatregelen die wetswijzigingen nodig hebben. Helaas:

Maar om de parlementaire cultuur aan te passen, is wel een structurele wijziging nodig.

En dan wordt dat districtenstelsel verdedigd.

Terwijl er terecht wordt opgemerkt:

Volgens ons is het juist de onnatuurlijke eenvormigheid die de kiezer van de politiek doet vervreemden.

Pas na het doorknippen van het verband tussen politieke partijen en het bestuur trek je echt fundamenteel het kleedje uit onder de fractiediscipline. Regeren met wisselende minderheden is dan immers de norm. Daarover schrijven van der Ham c.s. ook terecht:

Tijdens de vorige kabinetsperiode ontbrak in de Eerste Kamer een meerderheid voor de regering. Dat had tot gevolg dat ook oppositiepartijen bij het beleid werden betrokken, en het parlement opbloeide. Niettemin werd deze optie tijdens de afgelopen kabinetsformatie als ‘onwenselijk’ bestempeld.

Zie ook mijn bijdrage aan ‘Opfrissing!’ in de vorige blogposting.

Kamerleden hadden minder vaak baan buiten politiek

In het Financieel Dagblad van 9 mei 2017, pagina 8, betoogt parlementair historicus Bert van den Braak van het Parlementair Documentatiecentrum in Leiden dat Kamerleden voornamelijk uit de eigen politieke partij komen.

Nieuw Kamerlid komt toch nog vaak uit het ‘ons-kent-ons-circuit’

Het ideaal is natuurlijk dat gewone burgers eventjes hun burgerplicht doen en ongeveer 60.000 burgers vertegenwoordigt in het parlement. Daarna weer terug naar en verder met je gewone leven. Helaas, dat is steeds minder het geval.

Zo krijg je een politieke kaste waar burgers zich ook makkelijker tegen af kunnen zetten omdat ze een beroepsgroep vormen. Doordat ze zich richten op de eigen partij voor hun carrière ligt daar ook hun loyaliteit.

En doordat dit soort werk zich afspeelt in Den Haag komen ze natuurlijk ook voornamelijk uit de Randstad. Het is lastig om een bekende in de partij te zijn als je altijd uren reistijd naar het noorden, oosten of zuiden hebt te maken

. Omdat al dat partijwerk vaak in de avonduren en de weekends gebeurt, moet je wel een ondersteunende partner hebben die dat mogelijk maakt. Dat bevoordeelt mannen en kinderlozen in de praktijk weer natuurlijk. Ook niet goed voor de representativiteit. Strategisch carrière maken binnen de partij is natuurlijk ook typisch iets voor hoger opgeleiden. Jezelf kandidaat stellen uit inhoudelijke betrokkenheid met een onderwerp is dat veel minder. Dat kan elke burger wel. Maar die maakt weinig kans om te overleven binnen de partij…