De versnippering van het Spaanse politieke landschap is problematisch volgens de buitenlandredacteur van Trouw. Terecht citeert ze een wetenschapper die bevestigt dat mensen zich nu beter gerepresenteerd weten. Maar in het stuk wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestuur en volksvertegenwoordiging. Het probleem zit ‘m namelijk in het bestuur, dat moet volgens de 20e eeuwse traditie politiek gekleurd zijn. Zonder nu populistisch ‘een zakenkabinet’ als panacee te roepen is het wel belangrijk om dit pijnpunt te ontleden.
Terecht citeert ze een wetenschapper die bevestigt dat mensen zich nu beter gerepresenteerd weten. Maar in het stuk wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestuur en volksvertegenwoordiging. Het probleem zit ‘m namelijk in het bestuur, dat moet volgens de 20e eeuwse traditie politiek gekleurd zijn. Zonder nu populistisch ‘een zakenkabinet’ als panacee te roepen is het wel belangrijk om dit pijnpunt te ontleden.
In Nederland worden de leden van de regering gelukkig niet direct gekozen. Dat biedt mogelijkheden. Nu kiest de zogenaamde ‘winnaar’ van de verkiezingen coalitiepartners uit en die mogen ministers uit de eigen partij aanleveren. De Tweede Kamer geeft dan met een krappe meerderheid vertrouwen aan die hele ploeg ministers. Die ploeg moet dan werken volgens een gezamenlijk, met veel moeite, opgesteld richtinggevend document; het regeerakkoord. Een document dat verder weinig formele waarde heeft, maar wel nuttig is om de coalitiepartijen elkaar te laten vertrouwen.
Het zou al een doorbraak zijn als de Kamer de ministers individueel vertrouwen geeft. Als er dan eentje wegvalt kan die vervangen worden door een ander, want heeft geen eigen mandaat van de kiezer. Dat betekent dan ook dat het regeerakkoord vervangen moet worden naar permanente onderhandelingen in de gangen en kamertjes van het Binnenhof. Dit is een praktijk die we nu toch al vaker zien. Zo valt het onderscheid tussen coalitie en oppositie weg en dat is weer een grote winst voor de democratie: iederéén telt mee!
Dat hoeft geenszins te betekenen dat regeren onmogelijk wordt. Dat zien we bij demissionaire kabinetten, dat kan maanden door gaan. De meeste wetgeving is technisch en de overheid is zo wendbaar als een tanker. Het zijn alleen de echt politieke kwesties waarover onderhandeld moet worden. Die onderhandelingen vinden nu plaats tijdens de informatie-periode. Lastige kwesties worden dan uitgesteld (“meer onderzoek is nodig”) om na een paar jaar weer op te spelen, waarmee het einde van de coalitie wordt ingeluid en we weer naar de stembus kunnen. Dat is inderdaad onbevredigend. In het gepolariseerde Spanje zijn er splijtende kwesties die zo alles lam leggen.
Als een enkele minister geen compromis weet te bereiken met de verschillende partijen in de Tweede Kamer zou die vervangen moeten worden door een andere. De rest van het kabinet kan gewoon doorgaan. De ministers die uiteindelijk overleven zijn degenen die het beste compromissen weten te smeden. Daarbij is een uitgesproken politieke kleur en partijloyaliteit eerder hinderlijk, belangrijker is integriteit, gezag en kennis van zaken.
De boodschap voor de burger is dan ook dat een democratie geen winnaars en verliezers kent door verkiezingen. Iedereen wint en verliest af en toe, maar iedereen telt wel mee, wordt gehoord en kan invloed hebben op de uitkomst als er een onderling vertrouwen is in het parlement.