In De Hofvijver 119 van het Montesqieu Instituut aandacht voor ‘over een andere boeg’: een minderheidskabinet, een extraparlementaire aanpak en zelfs een zakenkabinet.
Een aantal onderzoekers verzamelen ‘kan niet’-argumenten omdat “de vorming van een ‘regulier’ parlementair meerderheidskabinet onder leiding van Mark Rutte (…) met de dag lastiger (…) wordt.”
Minderheidskabinet
- het past niet bij de Nederlandse politieke cultuur
- het is te instabiel
- het is niet effectief genoeg.
Nou, politieke cultuur kan veranderen. Daar gaat het nu juist om, dat moet nu. De stabiliteit komt doordat het kabinet als geheel opstapt in plaats van dat individuele bewindslieden opstappen. Dat kan anders. Effectief is niet zaligmakend. Kijk naar de effectiviteit van Rutte. Dat is nu juist een probleem geworden.
Maar goed, er worden allerlei opties genoemd. Er kan wel wat.
Zakenkabinet
“een kabinet dat alleen lopende zaken behartigt, een kabinet dat bestaat uit technocraten of een combinatie”
In het artikel worden technocraten en buitenstaanders voor het gemak op een hoop geveegd en dan neergezet als vakministers die ook in ‘parlementaire kabinetten’ zitten. En dan worden Kaag en Grapperhaus als voorbeeld genoemd. Maar die zijn door partijen geselecteerd en dàt is nou juist het probleem.
“Een kabinet dat uitsluitend uit ‘vakministers’ bestond, kwam niet voor en is ook weinig waarschijnlijk. Kabinetten hebben nu eenmaal een minimale parlementaire (politieke) basis nodig.”
Dit is een raadselachtige zin. Het is juist wel te realiseren in onderhandeling met de Tweede Kamer. Waarom dit niet kan is duidelijk. Makkelijker wordt het er misschien niet op, maar democratie heeft een prijs. Je moet met iedereen in gesprek blijven. Een deel van de volksvertegenwoordigers passeren is dan wel reuze efficiënt, maar vroeg of laat breekt dat je weer op.
“Politiek en parlement zijn bovendien terreinen met eigen regels en eigen dynamiek, waarbij alleen vakkennis veelal niet voltstaat.”
Maar waarom zou je nou juist die kennis niet kunnen inhuren? Met een handvol assistenten desnoods. Het is juist minder moeilijke kennis dan de vakkennis die je in jaren moet vergaren. Het is eerder een vaardigheid die politiek assistenten je in de eerste maanden kunnen influisteren en daarna heb je het snel door. In een avond het ‘handboek minister’ lezen is al een goede basis (pdf, 47 pagina’s, 3-5-2019).
“Belangrijk is verder dat voor kabinetsbeleid homogeniteit een voorwaarde is. Ministers moeten gezamenlijk tot standpunten komen en dus politieke keuzes maken.”
Samen met de Tweede Kamer natuurlijk. Op basis van verkiezingsprogramma’s, stemmingen, staand beleid, internationale verdragen, mensenrechten, stand van de techniek, etc. Dan komt er wel een discussie over de Nexit in het parlement, maar laat dat vooral eens gebeuren, daar zit een deel van het electoraat op te wachten.
“Het is een illusie dat je personen met uiteenlopende politieke voorkeuren bij elkaar kunt zetten en dat dan ongekleurd beleid is te verwachten. Alleen al door het maken van keuzes worden ministers politieke figuren en wordt een kabinet ‘politiek’.”
Maar een ongekleurd beleid is onmogelijk, dat is ook onzinnig. Wie vraagt dat? Maar een mainstream gemiddeld beleid dat gevoed door de partijen aan de extremiteiten van het politieke spectrum door een kabinet met niet-politieke bewindslieden wordt gerealiseerd op basis van vakkennis, dat is goed mogelijk. Goed gecontroleerd door de Tweede Kamer. Het is er tijd voor.
Extraparlementair kabinet
Jan Schinkelshoek concludeert met deze oplossing:
Een nieuw kabinet treedt aan op basis van een handjevol minimale afspraken [‘op de achterkant van een sigarendoos’], de nieuw aantredende ministers werken het uit tot een regeringsprogramma en het parlement, de nieuwe coalitie voorop, beziet het van enige afstand en legt zich vooral toe op controle.